Belanghebbende, X, komt in bezwaar en beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Rechtbank Rotterdam oordeelt dat in de bezwaarfase de hoorplicht is geschonden, maar gaat aan deze schending voorbij en voorziet zelf in de zaak. Hof Den Haag wijst de zaak met toepassing van de zogeheten judiciële lus terug naar de heffingsambtenaar wegens schending van de hoorplicht. Het hof oordeelt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 124 aan X moet vergoeden.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof de hoogte van het te vergoeden griffierecht te laag heeft vastgesteld. Blijkens ambtshalve ingewonnen informatie bij het Landelijk Diensten Centrum Rechtspraak is op 13 mei 2016 een bedrag van € 503 bijgeschreven op de rekening van het hof. Het kenmerk en debiteurnummer van deze betaling komen overeen met de door X overgelegde nota griffierecht. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X gegrond, gelast dat de heffingsambtenaar van de Regionale Belasting Groep aan X het griffierecht voor het hoger beroep van € 503 vergoedt. Het griffierecht en de proceskosten voor de cassatieprocedure komen voor rekening van het dagelijks bestuur van de Regionale Belasting Groep.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:109