Hof Arnhem oordeelt dat het geheel van rechtshandelingen dat met de terbeschikkingstelling verband houdt in aanmerking moet worden genomen, en dat dit er toe leidt dat er sprake is van ongebruikelijke terbeschikkingstelling.

Belanghebbende (X) en zijn vrouw (Y) kopen op 1 juli 1996 een campingbedrijf. Zij brengen de onderneming – exclusief de grond en een werkplaats – eind 2000 in een bv (A bv) in. De onroerende zaken worden verhuurd aan A bv. Eind 2001 verkopen belanghebbende en Y de aandelen A bv voor € 4.600 aan G, de moeder van belanghebbende. G bemoeit zich niet met de gang van zaken met betrekking tot de camping en heeft er geen idee van wat er zich allemaal binnen de onderneming afspeelt. Naar aanleiding van een controle stelt de inspecteur dat de aan A bv verhuurde onroerende zaken niet tot belanghebbendes box III-vermogen behoren, maar dat de tbs-regeling van toepassing is. Hij legt IB-navorderingsaanslagen op aan belanghebbende. Rechtbank Arnhem oordeelt dat er sprake is van een ongebruikelijke terbeschikkingstelling. Hof Arnhem oordeelt – onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 15 oktober 2010, nr. 08/02120 (BNB 2011/36) – dat het geheel van rechtshandelingen dat met de terbeschikkingstelling verband houdt in aanmerking moet worden genomen, en dat dit er toe leidt dat er sprake is van ongebruikelijke terbeschikkingstelling. Het hof acht hierbij onder andere van belang dat belanghebbende heeft verklaard dat de verkoop en de overdracht met het oog op het ontgaan van de tbs-regeling hadden plaatsgevonden. Verder overweegt het hof nog dat met het geheel van rechtshandelingen een resultaat wordt bereikt dat zich tussen derden die geen familie zijn niet zou voordoen. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Lees ook het thema De terbeschikkingstellingsregelingen.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Arnhem (Belastingkamer)

Editie: 31 juli

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen