Op 14 december 2004 wordt de eigen woning van belanghebbende, X, geleverd aan stichting G. G heeft alleen certificaten aan de kinderen van X uitgegeven. G blijft de koopsom, van € 2.750.000, schuldig. Tegelijkertijd verleent G een tijdelijk recht van erfpacht op de onroerende zaak, waarvoor jaarlijks een canon van € 220.000 is verschuldigd, en een van het erfpachtrecht afhankelijk recht van opstal. De inspecteur accepteert de door X in aftrek gebrachte erfpachtcanon niet en corrigeert de aangifte. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat met de erfpachtconstructie is getracht een jaarlijkse schenking aan de kinderen om te vormen in een voor de IB aftrekbare periodieke betaling voor erfpacht en opstal. Volgens de rechtbank zouden doel en strekking van de Wet IB 2001 worden miskend als de canon, die in feite een schenking is, in aftrek zou worden toegelaten. Het gelijk is aan de inspecteur.
Hof Den Haag oordeelt dat X de betalingen voor het recht van erfpacht en opstal niet in aftrek kan brengen. Volgens het hof hebben deze namelijk niet op hem gedrukt. Het hof overweegt daarbij onder andere dat de situatie vóór en na de verrichte handelingen hetzelfde is: X bewoont dezelfde woning, alleen heeft hij niet meer de volle eigendom, maar (een beperkter) recht van erfpacht met een afhankelijk recht van opstal. Het hof wijst er verder nog op dat er in feite niets is veranderd aan de gebruiksrechten en beschikkingsmogelijkheden van X met betrekking tot de woning. Zo kan X de woning ook nog steeds verkopen, omdat hij op elk gewenst moment een einde kan maken aan de gerechtigdheid van de kinderen via de certificaten door zichzelf daarvoor in de plaats te stellen. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.120