Het Duitse BP Marketing GmbH verkoopt aardolieproducten aan het Oostenrijkse BIDI Ltd. BIDI zegt toe dat zij zal zorgdragen voor het vervoer van de producten van Duitsland naar Oostenrijk. BIDI verkoopt de producten vervolgens door aan Kreuzmayr GmbH, en spreekt daarbij af dat Kreuzmayr het vervoer van de aardolieproducten van Duitsland naar Oostenrijk regelt. BP is hier niet van op de hoogte, en merkt haar leveringen aan BIDI aan als vrijgestelde intracommunautaire leveringen. BIDI brengt Oostenrijkse btw in rekening bij Kreuzmayr, die deze btw voldoet. Vervolgens brengt Kreuzmayr de voorbelasting in aftrek. Naar aanleiding van een juridische procedure komt BP er achter dat BIDI Kreuzmayr had belast met het vervoer van de producten. Dit leidt er uiteindelijk toe dat de Oostenrijkse Belastingdienst aftrek van voorbelasting niet toestaat aan Kreuzmayr. De Oostenrijkse rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat art. 32 Btw-richtlijn in casu van toepassing is op de tweede van twee opeenvolgende leveringen van hetzelfde goed waarvoor slechts één intracommunautair vervoer is verricht. Het Hof van Justitie EU stelt daarbij vast dat Kreuzmayer in casu vóór het intracommunautaire vervoer als een eigenaar over de goederen beschikte. Het intracommunautaire vervoer moet volgens het Hof van Justitie EU dan worden toegerekend aan de levering van de tussenpersoon aan de eindafnemer. Art. 32 eerste alinea Btw-richtlijn is dan alleen op de tweede levering van toepassing.
Lees ook het thema Grensoverschrijdende btw: Goederen of diensten (ver)kopen in het buitenland.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Editie: 23 februari