De Hoge Raad oordeelt dat toepassing van het nultarief terecht is geweigerd. De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het hof dan ook op dat punt. Met betrekking tot de boeten overweegt de Hoge Raad dat de inspecteur de bestuurder bij het geven van de cautie ook had moeten wijzen op het recht op rechtsbijstand.

De activiteiten van X bv bestaan uit de aan- en verkoop van tweedehandsauto’s. De auto’s worden verkocht aan afnemers in binnen- en buitenland. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur BTW-naheffingsaanslagen met boetes op aan X bv. Volgens de inspecteur is sprake van BTW-fraude. X bv heeft namelijk aan ploffers in Hongarije geleverd. De auto's komen echter niet aan in Hongarije, maar worden afgeleverd in Duitsland. X bv heeft volgens de inspecteur dan geen recht op toepassing van het nultarief. X bv is het niet eens met de aan haar opgelegde boetes. Zij stelt daarbij dat de door haar bestuurder afgelegde verklaringen buiten beschouwing moeten blijven, omdat alleen maar de cautie is gegeven en niet is meegedeeld dat recht op rechtsbijstand bestaat. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur toepassing van het nultarief terecht heeft geweigerd. Ten aanzien van de boetes overweegt het hof dat de verklaringen van de bestuurder buiten aanmerking moeten blijven. De inspecteur heeft daardoor niet doen blijken dat X bv opzet kan worden verweten, wel is sprake van grove schuld. Een boete van 25% is dan passend en geboden. Het hof overweegt daarbij dat de inspecteur, door de bestuurder niet te wijzen op het recht op rechtsbijstand, een vormverzuim heeft begaan. Hieraan verbindt het hof het gevolg dat enkele verklaringen die de bestuurder als verdachte tijdens de verhoren heeft afgelegd bij de beoordeling van de boetes buiten beschouwing moeten worden gelaten. Volgens het hof is niet gebleken dat X bv door het achterwege blijven van de desbetreffende mededeling niet in zijn verdediging is geschaad. De naheffingsaanslagen blijven in stand. X bv en de staatssecretaris gaan in cassatie. X bv stelt dat de weigering van het nultarief een criminal charge is en dat het rechtsbijstandverwijzingsverzuim ook gevolgen moet hebben voor de naheffingen. De staatssecretaris stelt dat het hof de verklaringen ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten.

De Hoge Raad oordeelt dat toepassing van het nultarief terecht is geweigerd. De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het hof dan ook op dat punt. Met betrekking tot de boeten overweegt de Hoge Raad dat de inspecteur de bestuurder bij het geven van de cautie ook had moeten wijzen op het recht op rechtsbijstand. De gevolgen die het hof hieraan verbindt, acht de Hoge Raad echter niet correct. Omdat het hof een andere maatstaf heeft gehanteerd dan had gemoeten, verwijst de Hoge Raad de zaak naar Hof 's-Hertogenbosch. De Hoge Raad geeft het verwijzingshof daarbij nog enkele aanbevelingen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Verdrag betreffende de Europese Unie 47

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f

Wet op de omzetbelasting 1968 TAB II-A art. 6

Wet op de omzetbelasting 1968 9

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 9 september

Informatiesoort: VN Vandaag

177

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen