Belanghebbende, X, komt in bezwaar en beroep tegen een naheffingsaanslag BPM. In hoger beroep is alleen nog in geschil de vergoeding van schadevergoeding, proceskosten en rente.
Hof Amsterdam oordeelt dat X recht heeft op een hogere immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft ten onrechte de redelijke termijn verlengd in verband met aanhouding. De inspecteur heeft immers uitspraak gedaan ver voordat de Hoge Raad arrest heeft gewezen in het arrest inzake de vraag of bij de bepaling van de waardevermindering moet worden uitgegaan van een btw-auto dan wel een marge auto. Verder heeft X volgens het hof recht op een hogere proceskostenvergoeding. Ten onrechte heeft de rechtbank bijzondere omstandigheden aanwezig geacht die afwijking van de forfaitaire regeling rechtvaardigen. Ten slotte oordeelt het hof dat de inspecteur niet gehouden is de door X verlangde rentevergoeding toe te kennen. Rentevergoedingen over bedragen die zijn geheven in strijd met EU-recht worden immers bij uitsluiting vergoed door de ontvanger na een daartoe strekkend verzoek op de voet van art. 28c IW 1990.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Algemene wet bestuursrecht 8:73