Belanghebbende, X bv, stelt meer dan tweeënhalf jaar na de uitspraak op bezwaar beroep in. Hof 's-Gravenhage, dat er veronderstellenderwijs vanuit gaat dat de uitspraken niet zijn verzonden door de inspecteur, oordeelt dat de rechtbank het beroep van X bv terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Door de ontvangst van een dwangbevel en een hernieuwd bevel tot betaling had X bv namelijk op de hoogte kunnen zijn van de uitspraken op bezwaar. X bv is hierna niet binnen een redelijke termijn in beroep gegaan. De Hoge Raad oordeelt dat wanneer een uitspraak op bezwaar niet op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, de termijn voor het instellen van beroep begint op de dag van ontvangst door belanghebbende of zijn vertegenwoordiger van de uitspraak op bezwaar of een afschrift daarvan (HR 14 september 2012, nr. 11/04268, V-N 2012/46.13). De ontvangst van een dwangbevel of exploot houdende een hernieuwd bevel tot betaling is geen bekendmaking van de uitspraak. Het hof mocht niet in het midden laten of de uitspraak op bezwaar aan X bv was verzonden, aldus de Hoge Raad, nu het hof gehouden is de ontvankelijkheid van het beroep bij de rechtbank te onderzoeken en vast te stellen. Volgt verwijzing naar Hof Amsterdam.
Hof Amsterdam verklaart het beroep van X bv alsnog ontvankelijk omdat de inspecteur geen concreet bewijs heeft aangeleverd van de daadwerkelijke verzending van uitspraken op bezwaar. De aanwezigheid van een kopie van de uitspraak op bezwaar in het dossier van de Belastingdienst is voor het hof onvoldoende. Inhoudelijk snijdt het beroep tegen de aanslag geen hout. Vanwege de lange duur van de procedure besluit het hof wel de boete te verminderen en X bv een schadevergoeding van € 1.500 toe te kennen.
Wetsartikelen:
Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet bestuursrecht 8:73
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Algemene wet bestuursrecht 3:41