Belanghebbende, X, is een vennootschap onder firma. X is een visverwerkend bedrijf en heeft in 2012 vanuit haar bedrijfsruimten afvalwater afgevoerd op een zuiveringstechnisch werk in beheer bij het waterschap Zuiderzeeland. In haar aangifte zuiveringsheffing 2012 gaat X er vanuit dat zij in waterklassse 10 valt, waarbij zij de vervuilingswaarde per m³ ingenomen water op forfaitaire wijze heeft bepaald met de tabel die is opgenomen in art. 2 van het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water 2009. Op basis van een in 2006 uitgevoerd onderzoek legt de heffingsambtenaar de aanslag op op basis van waterklasse 11.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de heffingsambtenaar ten onrechte het aantal vervuilingseenheden voor de zuiveringsheffing heeft verhoogd van 10 naar 11. Het hof is met X van oordeel dat het onderzoek uit 2006 tekort heeft geschoten. Op grond van art. 4 van het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water 2009 had de heffingsambtenaar een monsterneming moeten gebruiken en niet een meting. De meting op zeven dagen (waarvan twee niet-werkdagen) is niet gelijk te stellen met een door het besluit voorgeschreven monsterneming op tien representatieve dagen. Het hof oordeelt dat de heffingsambtenaar met zijn meting hooguit de door X bepleite waterklasse 10 aannemelijk heeft gemaakt. Het hof verklaart het hoger beroep van X gegrond en vermindert de aanslag.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 2 maart