Belanghebbende, X, is het niet eens met de WOZ-waarde van zijn woning.
Hof Arnhem-Leeuwarden verwerpt de stelling van X dat de heffingsambtenaar op inconsequente wijze zijn woning gewaardeerd zou hebben. X stelt dat de heffingsambtenaar bij de waardering van de woning is uitgegaan van de perceeloppervlakte van 187 m², maar bij de analyse van de vergelijkingstransacties is uitgegaan van de gebruiksoppervlakte in m² van de vergelijkingsobjecten uit de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). Het hof gaat hier niet in mee. Uit eigen ervaring is het hof bekend dat bij de WOZ-waardering wordt uitgegaan van de perceeloppervlakte en niet van de gebruiksoppervlakte. Mede gelet hierop heeft de heffingsambtenaar geloofwaardig verklaard dat hij zowel bij de waardering van de woning als bij de analyse van de vergelijkingstransacties is uitgegaan van de oppervlakte van het volledige grondperceel zoals opgenomen in het register van het Kadaster. Het hof ziet geen aanleiding aan deze verklaring te twijfelen. Gelet hierop is van de door X gestelde inconsequente wijze van waardering/vergelijking geen sprake. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 18 december