X is eigenaar en gebruiker van een wijkcentrum in de gemeente Steenwijkerland. In geschil is de WOZ-waarde 2014. Hof Arnhem-Leeuwarden bepaalt de WOZ-waarde van het dorpscentrum in goede justitie op € 310.000. De gemeente heeft de door haar verdedigde waarde van € 401.000 niet aannemelijk gemaakt onder meer door tegenstrijdigheid in de toepassing van de archetypen uit de taxatiewijzer. X maakt haar stelling dat de functionele afschrijving moet worden gesteld op 60% evenmin aannemelijk.
De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof dat X de door haar bepleite functionele afschrijving niet aannemelijk heeft gemaakt, qua motivering te kort schiet. Uit de gedingstukken blijkt dat X de bezetting van het wijkcentrum gedurende een week maatgevend achtte voor de bezettingsgraad over het gehele jaar. Onder die omstandigheden kon het hof niet tot zijn oordeel over de economische veroudering komen zonder zich nader uit te laten over de representativiteit van de door X aangetoonde bezettingsgraad gedurende één week. Doordat het hof dit heeft nagelaten, heeft het zijn uitspraak onvoldoende gemotiveerd. Indien het hof van oordeel was dat de gegevens over deze ene week niet zonder meer als representatief kunnen worden aangemerkt, had het X in de gelegenheid moeten stellen het door haar aangeboden bewijs voor de overige weken van het jaar te leveren. De Hoge Raad oordeelt verder dat de berekening van de proceskostenvergoeding door het hof innerlijk tegenstrijdig is. Volgt verwijzing van de zaak naar Hof ‘s-Hertogenbosch.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17-3
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hoge Raad
Editie: 31 oktober