Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X recht heeft op een KIA van € 15.470. Het totaalbedrag van de investeringen ligt namelijk tussen de € 55.248 en de € 102.311. De berekeningswijze die de inspecteur hanteert is niet correct.

X participeert met vijf andere maten in een maatschap. Tot het buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen van X behoort een personenauto. In 2013 investeert X in een personenauto (€ 56.515), en investeert de maatschap voor € 40.517 in bedrijfsmiddelen (totaal € 97.032). X claimt KIA ter zake van deze investeringen. Hij berekent de KIA op € 15.470. De inspecteur stelt de KIA vervolgens vast op € 10.085.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X recht heeft op een KIA van € 15.470. Het hof stelt daarbij dat het totaalbedrag van de investeringen ligt tussen de € 55.248 en de € 102.311. De berekeningswijze van de inspecteur, die uitgaat van 15,94% (€ 15.470 / € 97.032) x € 63.268 (€ 56.515 + 1/6 x € 40.517), is volgens het hof namelijk niet correct. Het hof verwijst hierbij naar de wet en de wetsgeschiedenis. Met ingang van 1 januari 2010 is art. 3.41 Wet IB 2001 gewijzigd. Sindsdien wordt de KIA namelijk niet meer uitsluitend bepaald aan de hand van een percentage van het totaalbedrag aan investeringen. In de derde schijf bedraagt de KIA een vast bedrag van € 15.470. Noch de wet, noch de parlementaire geschiedenis vermeldt echter een aangepaste rekenregel voor een geval als bij X, waar het totale bedrag van de investeringen van het samenwerkingsverband en de buitenvennootschappelijke investeringen van X ligt tussen de € 55.248 en de € 102.311. In een dergelijk geval bestaat volgens het hof recht op het vaste bedrag aan KIA: € 15.470. Het gelijk is aan X.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.41

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 17 januari

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen