Hof 's-Hertogenbosch acht het incidenteel hoger beroep van de inspecteur gegrond aangezien de rechtbank het bedrag van de winstuitdeling op een te laag bedrag heeft vastgesteld.

Belanghebbende, X, is uiteindelijk rechthebbende in Holding bv en Benelux nv. In 2005 verkoopt Holding bv aan Benelux nv 100% van de aandelen in Werk bv I en 100% van de aandelen in Werk bv II voor in totaal € 2.000.000. In november 2006 worden de aandelen in Werk bv I verkocht aan een derde voor € 11.250.000.

Hof 's-Hertogenbosch acht het incidenteel hoger beroep van de inspecteur gegrond aangezien de rechtbank het bedrag van de winstuitdeling op een te laag bedrag heeft vastgesteld. Het hof stelt vast dat de waarde van de aandelen Werk bv I op € 9.800.000 en van de aandelen in Werk bv II, evenals de rechtbank heeft geoordeeld, op € 1.036.000 bepaald dienen te worden. Het hof heeft voor de waarde van de aandelen in Werk bv I acht geslagen op biedingen in de jaren 2003 en aannemelijk geacht dat derden voor die aandelen in die tijd € 7.125.500 over zouden hebben gehad. Gelet op de groei van de onderneming van werk bv I en de verkoopprijs van € 11.250.000 in 2006 vindt het hof het aannemelijk dat de waarde van de aandelen Werk bv I in 2005 € 9.800.000 bedroeg. Het hof gaat voorbij aan diverse DCF berekeningen van X. Voor de waarde van de aandelen in Werk bv II sluit het hof zich aan bij het oordeel van de rechtbank. Het hof is het met de inspecteur eens dat de Holding bij de verkoop van de aandelen aan Benelux bv zich een winst van € 10.836.000 - € 2.000.000 = € 8.836.000 heeft laten ontgaan die bij X als een vermomde uitdeling van winst belast dient te worden.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.12

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 12 juli

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen