Hof Amsterdam oordeelt na verwijzing dat de beslissing van de rechtbank over de vergoeding van proceskosten en immateriële schade en de terugbetaling van het griffierecht in stand kunnen blijven.
X komt in bezwaar en beroep tegen een WOZ-beschikking. Rechtbank Rotterdam verklaart het beroep gegrond, kent X een dwangsom van € 550 toe, een schadevergoeding van € 107,14 en een proceskostenvergoeding van € 1.482. Ook bepaalt de rechtbank dat de heffingsambtenaar het door X betaalde griffierecht vergoedt. Hof Den Haag verklaart vervolgens het beroep van X alsnog niet-ontvankelijk en vernietigt de rechtbankuitspraak. De Hoge Raad casseert de hofuitspraak en verwijst de zaak naar Hof Amsterdam (HR 5 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:494, V-N 2019/18.15).
Hof Amsterdam oordeelt na verwijzing dat de beslissing van de rechtbank over de vergoeding van proceskosten en immateriële schade en de terugbetaling van het griffierecht in stand kunnen blijven. De beslissing van het hof is in overeenstemming met het gezamenlijke standpunt van partijen. De rechtbank heeft in beroep verder terecht procesbelang aangenomen nu partijen in dat stadium van het geding nog van mening verschilden over de hoogte van de proceskostenvergoeding. Nu de uitspraak van de rechtbank in stand blijft en X zich in het onderhavige hoger beroep heeft moeten verweren tegen de grieven van de heffingsambtenaar, krijgt X hiervoor een proceskostenvergoeding. Wegens samenhang met andere zaken matigt het hof deze tot € 181,73.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 4 juni