Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X BV door de ontstane verschillen van inzicht bij de aandeelhouders genoegen heeft genomen met een verkoopprijs van € 1 mln. voor de onroerende zaak.

Belanghebbende, X BV, verkoopt in 2016 voor € 1 mln. een onroerende zaak bestaande uit een perceel grond met leegstaande opstallen aan Q BV. Tijdens een controle stelt de inspecteur vast dat Y BV, een via een aandeelhouder van X BV gelieerde rechtspersoon, een bemiddelingsprovisie heeft ontvangen van € 700.000 in verband met de verkoop van de onroerende zaak. De inspecteur legt een VPB-navorderingsaanslag op aan X BV in verband met de aan Y BV betaalde provisie. Uit een taxatierapport blijkt namelijk dat de waarde van de onroerende zaak € 1.750.000 bedraagt. Rechtbank Gelderland oordeelt dat X BV niet overtuigend aantoont dat de winstcorrectie onterecht is. De rechtbank wijst daarbij op het rapport van het boekenonderzoek en de verkregen informatie uit de derdenonderzoeken bij Y BV en Q BV. De rechtbank volgt vervolgens het verzoek van de inspecteur om de winstcorrectie van € 750.000 te verminderen naar € 700.000.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X BV door de ontstane verschillen van inzicht bij de aandeelhouders genoegen heeft genomen met een verkoopprijs van € 1 mln. voor de onroerende zaak. De waarde in het economisch verkeer moet worden gesteld op de door de tussen onafhankelijke derden overeengekomen koopsom van € 1 mln. Daarbij is ook van belang dat kort daarvoor door een andere onafhankelijke derde een bedrag van € 950.000 was geboden. Dat het project uiteindelijk door gelieerde personen alsnog is gerealiseerd, is niet van belang. Het hof vermindert de navorderingsaanslag.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Editie: 12 maart

Informatiesoort: VN Vandaag

34

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen