X is het niet eens met een aanslag IB/PVV 2011 met heffingsrente- en boetebeschikking.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er geen belemmering was voor X om vóór de door de inspecteur gestelde termijn de vereiste aangifte te doen. Op het moment dat X was herinnerd en aangemaand om aangifte te doen, was de administratie van X nog niet door de FIOD in beslag genomen. X heeft tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat hem nog verder uitstel is verleend voor het doen van belastingaangifte. Het hof past omkering van de bewijslast toe en oordeelt dat de inspecteur de aanslag niet naar willekeur heeft vastgesteld. De inspecteur heeft terecht een bedrag van € 100.000 aan resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking genomen. X heeft erkend dat hij en zijn echtgenote werkzaamheden hebben verricht voor een aantal vennootschappen. Het hof volgt de stelling van de inspecteur dat de stortingen die X heeft ontvangen van deze vennootschappen een beloning zijn voor de werkzaamheden. X heeft dit niet kunnen ontkrachten.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 16 april