Hof 's-Hertogenbosch is van oordeel dat de boete van (uiteindelijk) € 109.218 past bij het beboetbare feit dat is begaan en dat ten tijde van het opleggen van de boete geen aanleiding bestond om de boete te matigen. 

X bv verzoekt om een boetevermindering wegens haar slechte financiële positie. Hof Arnhem wijst dit verzoek af, omdat de situatie volledig wordt veroorzaakt door de verplichting van X bv om de naheffingsaanslagen LB/PVV te betalen die ook onderdeel uitmaken van deze procedure. De Hoge Raad overweegt dat het hof rekening had moeten houden met de draagkracht van X bv op het moment van zijn uitspraak (december 2012) in plaats van de draagkracht ten tijde van het opleggen van de boete eind 2006 (HR 28 maart 2014, nr. 13/00279, V-N 2014/16.7). Het feit dat de negatieve vermogenspositie van X bv volledig werd veroorzaakt door de verplichting tot betaling van de naheffingsaanslagen LB/PVV, is irrelevant. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X bv gegrond en verwijst de zaak naar Hof ‘s-Hertogenbosch. Na cassatie resteert de vraag of de boete, na de reeds door de rechtbank toegepaste vermindering, in het kader van een passende straftoemeting nog verder moet worden gematigd.

Hof 's-Hertogenbosch is van oordeel dat de boete van (uiteindelijk) € 109.218 past bij het beboetbare feit dat is begaan en dat ten tijde van het opleggen van de boete geen aanleiding bestond om de boete te matigen. X bv heeft haar stelling dat de huidige financiële omstandigheden aanleiding geven om de boete alsnog verder te matigen niet aannemelijk gemaakt. Het hoger beroep van X bv is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 26 augustus

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen