De inspecteur legt aan belanghebbende, X, een groot aantal navorderingsaanslagen IB/PVV (1990 t/m 1990) en vermogensbelasting (1991 t/m 2000) op met verhogingen respectievelijk boeten. Hof 's-Hertogenbosch vernietigt voor de IB/PVV de verhogingen (1990, 1991 en 1997) en boeten (1998 t/m 2000) en voor de vermogensbelasting alle verhogingen.
De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van Hof 's-Hertogenbosch over de verhogingen en boeten niet in lijn is met de uitgangspunten die de Hoge Raad heeft geformuleerd in zijn arrest van 28 juni 2013 (nr. 11/04152, V-N 2013/32.7). In dit arrest heeft de Hoge Raad uitleg gegeven over de bewijslevering van boeten door middel van vermoedens. Op grond van de regels uit dit arrest besluit de Hoge Raad de verhogingen over de jaren vóór 1993 (IB/PVV 1992 en eerder en vermogensbelasting 1993 en eerder) te vernietigen. Voor de verhogingen/boeten IB/PVV 1997 t/m 2000 en vermogensbelasting 1994 t/m 2000 is de beslissing van het hof in strijd met onderdeel 3.8.4 van het arrest van 28 juni 2013. Volgt verwijzing naar Hof Arnhem-Leeuwarden die moet onderzoeken of de inspecteur het bewijs van het beboetbare feit heeft geleverd, en zo ja, of elk van de boeten passend en geboden zijn.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 1 oktober