Het geschil betreft de vraag of de inspecteur terecht en voor het juiste bedrag belastingrente heeft berekend bij het opleggen van de voorlopige aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2021 aan X. De discussie richt zich specifiek op de vraag of het belastingrentepercentage van 8% voor de vennootschapsbelasting in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat het hoge rentepercentage van 8% (voor het jaar 2021) in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Dit percentage, vastgelegd in art. 1 onderdeel b Besluit belasting- en invorderingsrente, wordt onverbindend verklaard. De wetgever kon het belastingrentetarief voor de vennootschapsbelasting niet redelijkerwijs koppelen aan de wettelijke rente voor handelstransacties, die een ondergrens van 8% heeft. Deze handelsrente is namelijk bedoeld voor commerciële vorderingen, terwijl een nog niet formeel vastgestelde belastingschuld geen handelsvordering is. Het is onduidelijk welk doel de wetgever voor ogen heeft gehad met het hoge rentepercentage. In de eerdere totstandkomingsgeschiedenis is opgenomen dat de belastingrenteregeling is gebaseerd op de regeling van de verzuimrente in het bestuursrecht. Die verzuimrenteregeling ziet echter op een betalingsverzuim, terwijl de belastingrente wordt berekend bij een aangifteverzuim. Dit is dus geen rechtvaardiging voor het hanteren van het hoge percentage. De wetgever had na afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot de betrokken regel kunnen komen. De nadelige gevolgen voor VPB-belastingplichtigen zijn onevenredig in verhouding tot de onduidelijke doelstellingen van de regeling. Het beroep van X is gegrond en de belastingrente wordt berekend naar een tarief van 4%.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30hb
Algemene wet bestuursrecht 4:97
Algemene wet bestuursrecht 3:4
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30f
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 13 november
Informatiesoort: VN Vandaag