X stelt de heffingsambtenaar op 2 januari 2017 in gebreke wegens het niet tijdig beslissen op een bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De heffingsambtenaar doet op 10 augustus 2017 alsnog uitspraak op bezwaar. Hof Den Haag veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van een dwangsom van € 1260. Indien dit bedrag niet tijdig wordt betaald, dient dit bedrag te worden vermeerderd met wettelijke rente vanaf vier weken na verzending van de hofuitspraak tot de dag van algehele voldoening.
De Hoge Raad corrigeert de beslissing van Hof Den Haag over de ingangsdatum van de wettelijke rente over de dwangsom die het bestuursorgaan aan X had moeten toekennen. De heffingsambtenaar had de dwangsom van € 1260 uiterlijk op 13 maart 2017 moeten vaststellen en vervolgens uiterlijk op 24 april 2017 moeten voldoen (art. 4:87 lid 1 Awb). Aangezien hij dit heeft nagelaten, is wettelijke rente verschuldigd vanaf 24 april 2017 tot de dag van de algehele voldoening. De Hoge Raad stelt X op dit punt in het gelijk. De overige middelen van X kunnen niet tot cassatie leiden (art. 81 RO). Overigens slaat de Hoge Raad geen acht op het verweerschrift van B&W, omdat dit niet op de voorgeschreven digitale wijze is ingediend.
Wetsartikelen:
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten 4:87
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten 4:18
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten 4:17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 21 december