De Hoge Raad oordeelt dat het hof de redelijke termijn ten onrechte heeft verlengd vanwege de coronapandemie.
X bv komt in beroep en hoger beroep tegen haar eigen BPM-aangifte. Hof Arnhem-Leeuwarden verklaart het hoger beroep gegrond, maar weigert X bv de gevraagde immateriëleschadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Het hof verlengt de redelijke termijn met vier maanden vanwege corona.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof de redelijke termijn ten onrechte heeft verlengd vanwege de coronapandemie. Uit HR 27 mei 2022, 21/02977, V-N 2022/24.13 blijkt dat de coronapandemie niet zonder meer reden is voor het verlengen van de redelijke termijn. De uitbraak van het virus is alleen een bijzondere omstandigheid als partijen waren uitgenodigd voor een onderzoek ter zitting in de periode, waarin de gerechtsgebouwen waren gesloten (17 maart 2020 tot en met 10 mei 2020), en het onderzoek ter zitting daarom opnieuw moest worden gepland. Uit de stukken van het geding blijkt niet dat partijen waren uitgenodigd voor een onderzoek ter zitting in de hiervóór bedoelde periode. Het hof heeft de redelijke termijn van berechting in hoger beroep dan ook ten onrechte verlengd. X bv krijgt daarom alsnog een immateriëleschadevergoeding van € 500. De overige klachten van X bv falen (art. 81 RO).
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Dossiers: Corona
Instantie: Hoge Raad