De Hoge Raad oordeelt dat Hof Arnhem-Leeuwarden ten onrechte de redelijke termijn heeft verlengd in verband met corona.
Aan X is een ambtshalve aanslag IB/PVV 2015 opgelegd met een verzuimboete. In de beroepsfase wordt het verzoek van X om immateriële schadevergoeding vanwege termijnoverschrijding afgewezen. Bij het vaststellen van de redelijke termijn houdt Rechtbank Noord-Nederland rekening met de in het voorjaar van 2020 ingestelde lockdown. Hof Arnhem-Leeuwarden beslist dat de rechtbank het verzoek van X om immateriële schadevergoeding vanwege termijnoverschrijding terecht heeft afgewezen. De termijn van twee jaar die als uitgangspunt dient voor de redelijke termijn in de fasen van bezwaar en beroep wordt in dit geval als gevolg van de coronacrisis met vier maanden verlengd.
De Hoge Raad oordeelt dat Hof Arnhem-Leeuwarden ten onrechte de redelijke termijn heeft verlengd in verband met corona. Voor zo’n verlenging van de redelijke termijn bestond geen aanleiding omdat partijen niet waren uitgenodigd voor een zitting tijdens de sluiting van de gerechtsgebouwen in verband met corona (HR 27 mei 2022, 21/02977, V-N 2022/24.13). De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X gegrond en kent alsnog een ISV toe van € 500. De inspecteur wordt veroordeeld in de kosten die X heeft moeten maken voor de procedures bij rechtbank en hof. Voor de cassatieprocedure ziet de Hoge Raad geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Dossiers: Corona
Instantie: Hoge Raad
Editie: 27 maart