De Hoge Raad schaart zich achter het oordeel van Hof Amsterdam dat het beroep van [X] inzake een naheffingsaanslag parkeerbelasting niet-ontvankelijk is wegens gebrek aan belang. A-G IJzerman had de Hoge Raad geadviseerd om het cassatieberoep van [X] gegrond te verklaren (V-N 2021/46.17) wegens fouten in het dictum van het hof, maar de Hoge Raad verklaart het cassatieberoep met toepassing van art. 81 RO ongegrond.
Aan A bv is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd door de gemeente Zandvoort. [X] wendt tegen deze aanslag rechtsmiddelen aan.
De Hoge Raad schaart zich achter het oordeel van Hof Amsterdam dat het beroep van [X] inzake een naheffingsaanslag parkeerbelasting niet-ontvankelijk is wegens gebrek aan belang. De naheffingsaanslag parkeerbelasting is niet opgelegd aan [X] maar aan A bv. [X] heeft de auto geparkeerd noch heeft hij te kennen gegeven de belasting te willen voldoen. [X] was niet bevoegd rechtsmiddelen tegen de naheffingsaanslag aan te wenden, zo oordeelt het hof. De heffingsambtenaar had het bezwaar niet-ontvankelijk moeten verklaren en nu de heffingsambtenaar het bezwaar toch ontvankelijk heeft geacht, had de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk moeten verklaren. Hieraan doet niet af dat [X] in de bezwaarfase heeft verzocht om een immateriëleschadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, en evenmin dat de heffingsambtenaar door [X] in gebreke is gesteld wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar. A-G IJzerman had de Hoge Raad geadviseerd om het cassatieberoep van [X] gegrond te verklaren (V-N 2021/46.17) wegens fouten in het dictum van het hof, maar de Hoge Raad verklaart het cassatieberoep met toepassing van art. 81 RO ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 13 december