De Hoge Raad casseert het oordeel van Hof Arnhem-Leeuwarden voor zover het hof bij de berekening van de proceskostenvergoeding niet is uitgegaan van de hogere waarde per punt.
X komt in een BPM-zaak in verzet tegen een uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden van 4 februari 2020. Hof Arnhem-Leeuwarden verklaart het verzet op 30 november 2021 ongegrond, maar kent X wel een ISV toe. In verband daarmee kent het hof X ook een proceskostenvergoeding toe op basis van het tarief geldend voor BPM-zaken (onderdeel B1 van de bijlage bij het BPB). Het hof verwerpt het betoog van X dat het hogere tarief voor overige zaken moet worden toegepast.
De Hoge Raad casseert het oordeel van Hof Arnhem-Leeuwarden voor zover het hof bij de berekening van de proceskostenvergoeding niet is uitgegaan van de hogere waarde per punt. In zijn arrest van 27 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:752, V-N 2022/24.13 heeft de Hoge Raad beslist dat een lagere waarde per punt voor BPM- en WOZ-zaken in strijd is met het discriminatieverbod van art. 1 GW. Vanaf 1 juli 2021 wordt in het BPB een onderscheid gemaakt tussen enerzijds WOZ- en BPM-zaken (thans € 541 per punt) en overige procedures (thans € 759 per punt). De Hoge Raad verhoogt de door het hof toegekende proceskostenvergoeding. X’ overige middelen verwerpt de Hoge Raad onder verwijzing naar art. 81 RO.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Besluit proceskosten bestuursrecht 1
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 19 september