De Hoge Raad oordeelt, onder verwijzing naar de conclusie van de A-G, dat voor de berekening van de waardestijging de WOZ-waarden voor de jaren 2019 en 2020 van belang zijn. Hierdoor wordt dan in feite rekening gehouden met de waardestijging in 2018.
Hof Den Haag oordeelt in de box 3-procedures over het jaar 2019 van X en Y, die over een tweede woning beschikken, dat bij het verlenen van compensatie weliswaar rekening moet worden gehouden met het werkelijk behaalde rendement, maar dat geen rekening wordt gehouden met de (eventuele) waardestijging van de tweede woning. Het hof overweegt daarbij verder dat voor de woningen geen inkomen in aanmerking wordt genomen, omdat ze niet worden verhuurd. Daartegenover staat dan ook dat geen rekening wordt gehouden met de kosten van de woningen. De staatssecretaris gaat in cassatie. Advocaat-generaal Pauwels concludeert dat voor de berekening van de waardestijging van de woning de WOZ-waarden 2019 en 2020 van belang zijn. Hierdoor wordt echter wel de waardestijging over het jaar 2018 in aanmerking genomen.
De Hoge Raad oordeelt, onder verwijzing naar de conclusie van de A-G, dat voor de berekening van de waardestijging de WOZ-waarden voor de jaren 2019 en 2020 van belang zijn. Hierdoor wordt dan in feite rekening gehouden met de waardestijging in 2018. Vervolgens gaat de Hoge Raad nog in op de berekening van de waardestijging van de woning bij een verkoop. Ook gaat de Hoge Raad nog - ten overvloede - in op de gevolgen van investeringen in onroerende zaken. Het voordeel wegens eigen gebruik van een onroerende zaak is volgens de Hoge Raad niet te kwantificeren en moet daarom op nihil worden gesteld. De Hoge Raad stelt het werkelijk behaalde rendement vervolgens vast op € 1924 en vermindert de aanslag voor het jaar 2019.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Inkomstenbelasting, Waardering onroerende zaken, Belastingrecht algemeen
Editie: 23 december
Informatiesoort: VN Vandaag