De Hoge Raad versoepelt de eisen voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting voor co-ouders.

Belanghebbende, X, heeft een dochter die de ene week vier dagen en de andere week twee dagen bij hem verblijft, telkens met een wisseldag. In geschil is of X recht heeft op de inkomensafhankelijke combinatiekorting. De inspecteur meent van niet omdat de dochter niet doorgaans drie dagen per week bij X verblijft.

De Hoge Raad versoepelt de eisen voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting voor co-ouders. Naar de letter van de wet is het zo dat een kind doorgaans tenminste 3 tot 3,5 dag per week in elk van beide huishoudens moet verblijven (het kwantitatieve criterium). Als een kind de ene week 5 dagen en de andere week 2 dagen bij een ouder verblijft, wordt niet voldaan aan het kwantitatieve criterium. De Hoge Raad oordeelt dat vanaf nu de korting ook geldt voor beide ouders als zij de zorg voor de kinderen gelijk verdelen in een ander duurzaam ritme dan doorgaans ten minste 3 tot 3,5 dag per week. De door X toegepaste omgangsregeling voldoet aan de eis dat beide ouders de zorg voor de kinderen gelijk verdelen. X heeft dus recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 44b

Wet inkomstenbelasting 2001 8.14a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 16 maart

Carrousel: Carrousel

11

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen