De Hoge Raad verwerpt de klacht van X dat het hof zijn bezwaar tegen de hoogte van het griffierecht onbesproken heeft gelaten.

X, een natuurlijk persoon, stelt hoger beroep in bij Hof Den Haag tegen een uitspraak van Rechtbank Den Haag. In dat verband ontvangt hij een nota griffierecht van € 548, zijnde het tarief voor niet-natuurlijke personen. X betaalt dit bedrag, maar voert in hoger beroep aan dat het griffierecht te hoog is vastgesteld. In cassatie betoogt hij vervolgens dat het hof deze klacht ten onrechte onbesproken heeft gelaten.

De Hoge Raad verwerpt de klacht van X dat het hof zijn bezwaar tegen de hoogte van het griffierecht onbesproken heeft gelaten. In r.o 1.4 van de hofuitspraak staat vermeld: “Van belanghebbende is een bedrag van € 274 aan griffierecht geheven.” Hierin ligt besloten het oordeel van het hof dat het griffierecht voor het hoger beroep voor X € 274 bedraagt. De klacht van X dat de griffier van het hof het teveel betaalde griffierecht niet heeft teruggestort, faalt aangezien het dossier hiervoor geen aanwijzingen bevat. Terugbetaling van teveel geheven griffierecht is bij uitstek een zaak tussen de griffier en degene die beroep heeft ingesteld. Degene die meent dat de griffier ten onrechte geen terugbetaling heeft gedaan, dient zich tot het desbetreffende gerecht te wenden, eventueel met een verzoek tot vergoeding van het renteverlies als schade (vgl. HR 8 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1039, V-N 2022/31.11, r.o. 2.3.2). Het cassatieberoep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:109

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 14 april

Informatiesoort: VN Vandaag

91

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen