De Hoge Raad besluit tot het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU. De Hoge Raad overweegt daarbij dat de Deense rechter prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie heeft voorgelegd in een vergelijkbaar geval.

X, een Publikum Sondervermögen (beleggingsfonds), is naar Duits recht opgericht en in Duitsland gevestigd, en is een UCITS-fonds (Undertaking for Collective Investment in Transferable Securities). De aandelenkoers van X is beursgenoteerd. De participanten in X kunnen deelnemen in haar bezittingen door het kopen van aandelen, via een systeem genaamd ‘global stream'. In de jaren 2002 - 2008 wordt voor ruim € 700.000 Nederlandse dividendbelasting geheven ter zake van door X ontvangen dividenden. X verzoekt om teruggaaf van deze dividendbelasting. De inspecteur wijst dit verzoek af. Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. Zo wil de rechtbank onder andere weten of de Hoge Raad een reden ziet om terug te komen op de beslissing in zijn arrest van 10 juli 2015, nr. 14/03956 (BNB 2015/203). Verder acht de rechtbank nog van belang dat zij op 15 juli 2016 circa 1500 dividendbelastingzaken in voorraad had waarin, onder meer, soortgelijke kwesties aan de orde zijn als in deze zaak. Gezien de enorme werkvoorraad bij de rechtbanken in vergelijkbare gevallen, adviseert A-G Wattel, om proceseconomische redenen, om het Hof van Justitie EU bevestiging te vragen van de EU-rechtelijke juistheid van het arrest van 10 juli 2015, en van het door hem voorgestelde antwoord op de vraag van de rechtbank hierover.

De Hoge Raad besluit tot het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU. De Hoge Raad overweegt daarbij dat de Deense rechter prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie heeft voorgelegd in een vergelijkbaar geval (Fidelity Funds, C-480/16). Volgens de Hoge Raad is het niet buiten redelijke twijfel dat de rechtsopvatting van de Hoge Raad in het arrest BNB 2015/203 juist is. De Hoge Raad wil onder andere weten of het in strijd met het EU-recht is dat aan een buiten Nederland gevestigd beleggingsfonds, op de grond dat het niet aannemelijk maakt dat zijn aandeelhouders of participanten voldoen aan de in de Nederlandse regelgeving omschreven voorwaarden, geen teruggaaf wordt verleend van Nederlandse dividendbelasting die is ingehouden op dividenden die het heeft ontvangen van in Nederland gevestigde lichamen. De Hoge Raad houdt iedere verdere beslissing aan en schorst het geding totdat het Hof van Justitie naar aanleiding van dit verzoek uitspraak heeft gedaan.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 63

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 28

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Vennootschapsbelasting, Dividendbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 6 maart

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen