De Hoge Raad oordeelt dat hij in deze cassatieprocedure geen rechtsherstel aan X kan bieden in verband met de box 3-heffing. De Hoge Raad wijst daarbij op de te volgen route in verband met de collectieve uitspraak van de staatssecretaris van 4 februari 2022.
X is het niet eens met de box-3 heffing voor de jaren 2017 en 2018. De box 3-heffing is namelijk hoger dan het werkelijke door hem behaalde rendement. X stelt dat sprake is van een individuele en buitensporige last. Hij is van mening dat de belastingheffing moet worden beperkt tot 30% van het werkelijk gerealiseerde rendement. Hof Den Haag oordeelt dat er, mede gezien de inkomens- en vermogenspositie van X, geen sprake is van een individuele en buitensporige last. X heeft namelijk niet een zodanig laag inkomen dat hij op zijn vermogen moet interen om de box 3-heffing te voldoen. X gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat hij in deze cassatieprocedure geen rechtsherstel aan X kan bieden in verband met de box 3-heffing. De Hoge Raad wijst daarbij op de te volgen route in verband met de collectieve uitspraak van de staatssecretaris van 4 februari 2022 (V-N 2022/8.3). Deze route houdt in dat de inspecteur binnen zes maanden in de individuele gevallen de aanslagen moet verminderen. Omdat daartegen geen beroep mogelijk is, moet de belastingplichtige die het niet eens is met de vermindering een verzoek om ambtshalve (verdere) vermindering doen. Tegen een eventuele afwijzing van dit verzoek staat dan wel weer een rechtsgang open. Vervolgens gaat de Hoge Raad nog in op de te volgen route wanneer het bezwaar is gesplitst in een massaalbezwaarvraag en een individueel bezwaar. Daarbij nuanceert de Hoge Raad zijn arrest van 2 juli 2021 (nr. 20/03092, V-N 2021/29.8). Het beroep in cassatie wordt ongegrond verklaard.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 9.6
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Belastingrecht algemeen
Dossiers: Box 3
Instantie: Hoge Raad
Editie: 23 mei
Carrousel: Carrousel