De Hoge Raad komt terug op het arrest HR 22 juni 1988, 24.998 V-N 1988/2097.2 waarin afwijkende bewijsregels staan ten aanzien van de termijnoverschrijding voor respectievelijk aanslagen en boetes. Uit het rechtszekerheidsbeginsel vloeit echter voort dat de nieuwe regels niet gelden voor bezwaar- en beroepschriften die zijn ingediend vóór 1 augustus 2019.
Aan X bv is op 26 juli 2014 een aanslag vennootschapsbelasting en een verzuimboete opgelegd. Per brief van 1 oktober 2014, ontvangen door de inspecteur op 2 oktober 2014, gaat X bv in bezwaar. In geschil is of de bezwaren wegens termijnoverschrijding terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard. Volgens Hof Den Haag is de aanslag tijdig op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt. De bezwaartermijn eindigt daarom op 8 september 2014. Het bezwaarschrift is dus te laat is ingediend en de termijnoverschrijding is niet verschoonbaar. X bv gaat in cassatie.
De Hoge Raad komt terug op HR 22 juni 1988, 24.998 V-N 1988/2097.2 waarin afwijkende bewijsregels staan ten aanzien van de termijnoverschrijding voor respectievelijk aanslagen en boetes. Volgens het arrest 24.998 moet bij een boete de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar of beroep buiten toepassing blijven als de belastingplichtige concreet stelt waarom de termijnoverschrijding niet aan hem is toe te rekenen. In dat geval kan de niet-ontvankelijkheid slechts worden uitgesproken als de onjuistheid van die stelling wordt bewezen. In afwijking hiervan is de Hoge Raad thans van oordeel dat ook als een fiscale procedure over een bestuurlijke boete gaat, de normale - voor aanslagen geldende - bewijsregels moeten gelden (zie o.a. HR 25 april 2008, 43.871, V-N 2008/21.11, r.o. 3.4 en HR 15 december 2006, 41.882, V-N 2006/65.5 r.o. 3.2.2). Hiermee wordt namelijk rechtseenheid gecreëerd met de rechtspraak over andere bestuurlijke boetes en de rechtspraak van het EHRM. Uit het rechtszekerheidsbeginsel vloeit echter voort dat de nieuwe regels niet gelden voor bezwaar- en beroepschriften die zijn ingediend vóór 1 augustus 2019. De onderhavige procedure wordt daarom nog op basis van de oude regels beslecht. Uit de uitspraak blijkt niet of het hof de termijnoverschrijding inzake de aanslag en de boete afwijkend heeft beoordeeld. De beslissing geeft dus of heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting of de beslissing is onvoldoende gemotiveerd. Het beroep van X bv is deels gegrond. Volgt verwijzing naar Hof Amsterdam.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 22j
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Algemene wet bestuursrecht 6:8
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 8 juli
Carrousel: Carrousel