De Hoge Raad legt de suggestie van A-G Niessen om zich uit te spreken over de zorgplicht van de Belastingdienst tegenover belastingplichtigen die zichzelf benadelen, naast zich neer.

X brengt tijdens de kredietcrisis van een aantal jaren geleden zijn bij een verzekeraar opgebouwde pensioenkapitaal over naar zijn bv. Hij wil door het geld van de bv te lenen de crisis doorkomen zonder in de bijstand te raken. Daarna wil hij het kapitaal weer aanzuiveren. De inspecteur legt navorderingsaanslagen IB/PVV op wegens het prijsgeven van de aanspraak op pensioen. A-G Niessen meent dat de navorderingsaanslagen terecht zijn, maar vraagt zich (ambtshalve) af of de inspecteur in dit soort gevallen een zorgplicht heeft (V-N 2020/29.21).

De Hoge Raad legt de suggestie van A-G Niessen om zich uit te spreken over de zorgplicht van de Belastingdienst tegenover belastingplichtigen die zichzelf benadelen, naast zich neer. In zijn conclusie stelt de A-G dat de navorderingsaanslagen die de inspecteur heeft opgelegd terecht zijn, maar vraagt hij zich af of de Belastingdienst geen zorgplicht heeft voor belastingplichtigen zoals X, die onbewust handelingen verrichten die fiscaal zeer nadelig uitpakken. De A-G legt uit dat een zorgplicht behoort tot de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, en het reële burgerperspectief erkenning verdient. De A-G vraagt de Hoge Raad om ‘ten overvloede’ hierop in te gaan. De Hoge Raad legt deze suggestie van de A-G echter naast zich neer en beperkt zich tot het oordeel dat de klachten van X tegen de hofuitspraak niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 19b

Wet op de loonbelasting 1964 19a

Wet inkomstenbelasting 2001 3.81

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 29 juni

52

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen