Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur de immateriële schadevergoeding uiterlijk vier weken na de openbaarmaking van de uitspraak van de rechtbank had moeten betalen en dat hij dus ook wettelijke rente is verschuldigd tot aan de dag van de algehele voldoening. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
X bv doet in 2012 BPM-aangifte voor de registratie van een gebruikte personenauto uit Duitsland. X bv maakt hiertoe gebruik van een koerslijst met aftrek wegens schade. De verschuldigde BPM is door X bv berekend op € 5.199. De auto is later in opdracht van de inspecteur opnieuw getaxeerd. Naar aanleiding hiervan is een naheffingsaanslag opgelegd van uiteindelijk € 994. Rechtbank Zeeland-West-Brabant verlaagt de aanslag tot € 746, omdat mag worden uitgegaan van de lagere waarde van een marge-auto. Voorts krijgt X bv wegens de overschrijding van de redelijke termijn een immateriële schadevergoeding van € 1.000. X bv gaat in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch (MK I, 17 augustus 2017, 16/03491, V-N Vandaag 2017/2036) oordeelt dat de inspecteur de immateriële schadevergoeding uiterlijk vier weken na de openbaarmaking van de uitspraak van de rechtbank had moeten betalen en dat hij dus ook wettelijke rente is verschuldigd tot aan de dag van de algehele voldoening (zie HR 26 februari 2016, nr. 14/05747, V-N 2016/14.4). Met betrekking tot de rentevergoeding in verband met het verminderen van de aanslag is de ontvanger bij uitsluiting bevoegd om bij voor bezwaar vatbare beschikking vast te stellen of en in hoeverre invorderingsrente is verschuldigd (art. 30 lid 1 Inv. 1990), zie HR 3 maart 2017, nr. 16/01176, V-N 2017/14.9. Het opleggen van de naheffingsaanslag nadat het belastbaar feit heeft plaatsgevonden, is voorts niet in strijd met art. 110 VWEU (zie Hof 's-Hertogenbosch 7 januari 2016, nr. 15/00022 en HR 12 mei 2017, nr. 16/00507). Aangezien partijen voor dat geval alsnog een compromis hebben bereikt, wordt de aanslag verminderd tot € 200. De inspecteur moet ook het griffierecht van € 503 en de proceskosten ad € 990 aan X bv vergoeden.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 110
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30 lid 1
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hoge Raad
Editie: 3 oktober