Volgens Hof Amsterdam brengt het in behandeling nemen van het hoger beroep X niet in een nadeliger positie. Het hof gaat voorbij aan de stelling van de curator dat X onbekwaam is hoger beroep in te stellen.

Op 20 september 2016 verstuurt de heffingsambtenaar aan belanghebbende, X, een aanmaning om de aanslag waterbelasting voor gebruikers 2016 te betalen. Daarbij is € 7 als aanmaningskosten in rekening gebracht. X maakt op 21 november 2016 bezwaar tegen deze aanmaningskosten. Het bezwaar wordt vanwege termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep van X wordt ongegrond verklaard. In hoger beroep vraagt de curator van X het hof “om de zaak nietig te verklaren” omdat X niet bevoegd is tot het instellen van hoger beroep.

Volgens Hof Amsterdam brengt het in behandeling nemen van het hoger beroep X niet in een nadeliger positie. Het hof gaat dan om proceseconomische redenen voorbij aan de stelling van de curator dat X onbekwaam was om het hoger beroep in te stellen. De rechtbank heeft terecht beslist dat X niet-ontvankelijk is in zijn bezwaar. Het hoger beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:21

Algemene wet bestuursrecht 6:11

Algemene wet bestuursrecht 6:9

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Invordering, Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 24 augustus

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen