De inspecteur legt aan X een navorderingsaanslag IB/PVV 2014 en – in afwijking van de eerdere aangifte – aanslagen IB/PVV 2015 en 2016 op. X komt in beroep bij de rechtbank. Tijdens de zitting sluiten partijen een compromis. Omdat de rechtbank te weinig informatie heeft om de zaak zelf af te doen, vernietigt de rechtbank alle aanslagen en krijgt de inspecteur de opdracht nieuwe aanslagen op te leggen, rekening houdend met het compromis. Vervolgens vermindert de inspecteur de bestreden aanslagen ambtshalve. X komt in hoger beroep omdat hij het niet eens is met de totstandkoming van het compromis.
Hof Den Haag overweegt – in lijn met vaste jurisprudentie van de Hoge Raad – dat de rechtbank de uitspraak op bezwaar had moeten vernietigen en de inspecteur had moeten opdragen opnieuw uitspraak op bezwaar te doen, rekening houdend met het compromis. Omdat de rechtbank in haar uitspraak – abusievelijk – alle aanslagen vernietigt, komt de rechtbank tegemoet aan alle bezwaren van X. De latere vermindering door de inspecteur heeft geen betekenis. X heeft daarom geen belang meer bij het hoger beroep. Het hof overweegt – in lijn met vaste jurisprudentie van de Hoge Raad – dat als X door het hoger beroep niet in een betere positie gebracht kan worden, het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Dat is in casu het geval.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:72
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 10 november