Bij het vaststellen van de aanslag ib/pvv 2014 corrigeert de inspecteur het door X aangegeven negatieve resultaat uit onderneming. X maakt bezwaar. Het bezwaarschrift is op 21 september 2017 door de inspecteur ontvangen. Op 7 december 2017 stuurt X een ingebrekestelling aan de inspecteur wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar. De inspecteur verklaart het bezwaar op 12 december 2017 ongegrond. Daarbij is geen uitdrukkelijke beslissing genomen op het verzoek van X om kostenvergoeding voor de bezwaarfase. Bij beschikking van 19 december 2017 beslist de inspecteur dat X geen recht heeft op toekenning van een dwangsom (de dwangsombeschikking). Het bezwaarschrift van X tegen de dwangsombeschikking stuurt de inspecteur door naar de rechtbank. Die verklaart het beroep ongegrond.
Volgens Hof Den Haag is de inspecteur niet in gebreke is gebleven. Hij heeft binnen twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling uitspraak op bezwaar gedaan. Ook een beslissing die - mogelijk - in strijd met het bepaalde in artikel 3:3 Awb tot stand is gekomen, moet worden aangemerkt als een beschikking in de zin van artikel 4:17 Awb. Tot slot ligt in de afwijzing van het bezwaar besloten dat ook het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen. Het hoger beroep tegen de dwangsombeschikking is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 3:3
Algemene wet bestuursrecht 4:19
Algemene wet bestuursrecht 4:17