Hof Amsterdam oordeelt op verzet dat de griffier X ten onrechte niet op de verplichting heeft gewezen om domicilie te kiezen in Nederland. Het niet aankomen van de nota's griffierecht in Bulgarije kan daarom niet voor haar rekening komen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Aan belanghebbende, X, is een IB-aanslag opgelegd, alsmede een verliesverrekeningsbeschikking. Rechtbank Noord-Holland verklaart het beroep van X ongegrond. X gaat in hoger beroep, waarbij een postadres in Bulgarije is vermeld. Volgens het hof is het beroep van X niet-ontvankelijk wegens het niet betalen van het griffierecht. X komt in verzet.
Hof Amsterdam (V-N 2019/46.18) oordeelt dat de griffier X ten onrechte niet op de verplichting heeft gewezen om domicilie te kiezen in Nederland (art. 57 AWR). Het niet aankomen van de nota's griffierecht in Bulgarije kan daarom niet voor haar rekening komen. Het verzet van X is gegrond. De griffier moet X alsnog wijzen op haar domicilieverplichting, zodat de stukken van het hof naar een Nederlands adres gestuurd kunnen worden. Als X dit nalaat, dan worden de stukken gezonden naar het Bulgaarse adres, waarbij het risico dat de stukken haar niet of te laat bereiken voor haar rekening komt (vgl. HR 1 juni 2012, 11/04482, V-N 2012/28.8).
X gaat in cassatie, maar betaalt het griffierecht niet. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:55
Algemene wet bestuursrecht 8:108
Algemene wet inzake rijksbelastingen 57
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 14 april