Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat de inspecteur door niet zelf tijdig principaal hoger beroep in te stellen de kans heeft aanvaard dat hij geen incidenteel hoger beroep meer kon instellen.
X nv exploiteert een groothandel in brandstoffen. In geschil is de naheffingsaanslag minerale oliën, alsmede de verzuimboete. Rechtbank Zeeland-West-Brabant vernietigt de aanslag. Op 24 december 2018 bericht de griffie van het hof aan de inspecteur dat X nv hoger beroep heeft ingesteld, terwijl het in werkelijkheid om twee andere zaken (zie 18/00713) gaat. Na de rectificatie hiervan gaat de inspecteur begin februari 2019 alsnog principaal in hoger beroep. Volgens de inspecteur heeft de griffie hem op het verkeerde been gezet en is de termijnoverschrijding daarom verschoonbaar.
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur door niet zelf tijdig principaal hoger beroep in te stellen de kans heeft aanvaard dat hij geen incidenteel hoger beroep meer kon instellen. Het onjuist informeren door de griffie is spijtig, maar neemt niet weg dat het risico van de onderhavige termijnoverschrijding toch voor zijn rekening moet komen. De inspecteur is namelijk een professionele procespartij en heeft er ten onrechte op vertrouwd dat hij binnen zes weken na ontvangst van de gronden van het hoger beroep van X nv incidenteel hoger beroep kon instellen (art. 8:110 lid 2 Awb). Het beroep van de inspecteur is niet-ontvankelijk.
Lees ook het thema Beroep: rechtsbescherming door de belastingrechter
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:110
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 18 augustus