Rechtbank Oost-Nederland verklaart het beroep van X om toekenning van een hogere proceskostenvergoeding vanwege verleende rechtsbijstand op basis van `no cure, no pay', gegrond.

Het bezwaar van X tegen de vastgestelde WOZ-waarde wordt gegrond verklaard. De inspecteur kent X onder andere een proceskostenvergoeding toe van € 109 voor de kosten van rechtsbijstand. Namens X komt diens gemachtigde in beroep. In geschil is slechts de hoogte van de door de inspecteur toegekende vergoeding voor rechtsbijstandskosten. Rechtbank Oost-Nederland overweegt dat X recht heeft op een proceskostenvergoeding voor de door zijn gemachtigde op basis van 'no cure, no pay' verleende rechtsbijstand. De afspraak tussen X en zijn gemachtigde betreft echter niet alleen een afspraak over de verschuldigdheid van kosten, maar ook een afspraak over de hoogte daarvan. Het door X aan zijn gemachtigde verschuldigde bedrag is echter hoger dan het bedrag dat aan proceskostenvergoeding is toegekend. Reeds om die reden heeft X een eigen belang bij het beroep, aldus de rechtbank. De proceskostenvergoeding voor de verleende rechtsbijstand  in de bezwaarfase wordt vervolgens vastgesteld op € 470. Het beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Oost-Nederland

Editie: 5 april

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen