X bv doet twee BPM-maandaangiften voor in totaal twaalf auto's. Volgens Rechtbank Noord-Nederland zijn de voldoeningen niet te hoog. Wegens het overschrijden van de redelijke termijn krijgt X bv wel een immateriële schadevergoeding van € 1000, een proceskostenvergoeding van € 1198,50 en de inspecteur moet het betaalde griffierecht aan haar vergoeden. X bv gaat in hoger beroep. Thans is niet meer in geschil dat voor twee auto's het BPM-tarief van de voorgaande jaren moet worden toegepast, wat neerkomt op een teruggaaf van in totaal € 386.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X bv alsnog recht heeft op een hogere proceskostenvergoeding met een waarde per punt van € 837 (tarief 2023) in plaats van het lage forfait van € 534. De door de rechtbank toegepaste wegingsfactor van 0,5 is ook te laag, omdat inmiddels vaststaat dat de voldane BPM te hoog is. Er is echter geen reden om een hogere wegingsfactor dan 1 toe te passen, wat neerkomt op € 2511 voor de procedure in eerste aanleg. Voor het hoger beroep krijgt X bv ook een proceskostenvergoeding van € 2511 en de inspecteur moet het betaalde griffierecht aan haar vergoeden.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 16b
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 12 juni