Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de rente 4,41% moet zijn, zijnde de bancaire rente op consumptief krediet en overige leningen aan huishoudens op de voldoeningsdatum. De inspecteur is uitgegaan van een lager percentage, zodat X € 3 meer rente krijgt.
X heeft op 30 juni 2016 BPM voldaan en krijgt later een teruggaaf van € 867. In geschil is of hierbij terecht € 22 rente door de inspecteur is vergoed. De rente is berekend over de periode 1 april 2017 tot 17 november 2017 (art. 30ha AWR).
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de rente 4,41% moet zijn, zijnde de bancaire rente op consumptief krediet en overige leningen aan huishoudens op de voldoeningsdatum (zie HR 28 januari 2022, 21/00331, V-N 2022/8.17). De inspecteur is uitgegaan van een lager percentage, zodat X € 3 meer rente krijgt. Vanwege dit lage bedrag volgt geen immateriële schadevergoeding wegens het overschrijden van de redelijke termijn. Bovendien heeft als bijzondere omstandigheid te gelden dat X op de zitting heeft verklaard dat er in zijn geheel geen sprake is van spanning en frustratie. Ook daarom is er geen grond om de vergoeding toe te kennen. Het beroep van X is gegrond. X krijgt € 75 als proceskostenvergoeding voor de beroepsfase en € 54,50 voor de bezwaarfase (zie Hof ’s-Hertogenbosch 24 oktober 2019, 18/00194, V-N Vandaag 2019/2627).
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30ha
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Belastingheffing van motorrijtuigen
Editie: 18 augustus
Informatiesoort: VN Vandaag