X is eigenaar van een villa met garage, carport en berging. De grond bij de woning heeft een oppervlakte van 2.922 m². In geschil is de WOZ-waarde 2012 van de onroerende zaak. Het geschil spitst zich toe op de waardering van een stuk grond met een oppervlakte van 650 m² waarop volgens de heffingsambtenaar een bouwbestemming rust. De gemeente verdedigt voor deze grond een waarde van € 186.550. X stelt dat het om extra grond gaat bij zijn woning met een veel lagere waarde (€ 15.600).
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de bouwbestemming die rust op een stuk grond de WOZ-waarde van de woning positief beïnvloedt. Dat op een deel van de grond een bouwbestemming rust, wordt door X niet ontkend. De gemeente is daarom bij de waardering daarvan terecht uitgegaan van een bouwterrein in plaats van grond bij de woning. Van schending van het gelijkheidsbeginsel is geen sprake, nu de heffingsambtenaar onweersproken heeft gesteld dat op de percelen bij de referentieobjecten geen bouwbestemming rust.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 16 oktober