A-G Van Hilten is van mening dat de enkele omstandigheid dat X bv geen ondernemer is geen beletsel is voor haar opname in een fiscale eenheid. Er is voorts geen reden om de holdingresolutie zo te lezen dat alleen een (top)holding met meer dan één werkmaatschappij tot een fiscale eenheid kan behoren.

Belanghebbende, X bv, is geen btw-ondernemer en is opgericht door de heer B, die dan tevens alle aandelen houdt in A bv. A bv is wel btw-ondernemer. Medio 2006 brengt B de aandelen A bv in X bv in. B is bestuurder/beleidsbepaler van beide bv's. B heeft een arbeidsovereenkomst met A bv en ontvangt in dat kader een managementfee. X bv houdt ook alle aandelen in C bv, die deelneemt in diverse vastgoed-bv's. A bv heeft een belang in D bv, die een belastingadviespraktijk drijft. B is als belastingadviseur partner in D bv en diens werkzaamheden zijn in A bv ondergebracht. In geschil is of X bv eind 2011 met A bv een fiscale eenheid voor de omzetbelasting vormt. Rechtbank Den Haag stelt X bv in het ongelijk. Hof Den Haag oordeelt echter dat X bv een functie vervult die direct te maken heeft met het verrichten van economische activiteiten door B. X bv handelt dus niet binnen het kader van beleggingsdoelstellingen. Het houden door X bv van de aandelen staat in het teken van zeggenschap en het dragen van verantwoordelijkheid binnen de door B gekozen bedrijfsstructuur. X bv komt dus in aanmerking voor het vormen van de gevraagde fiscale eenheid, zo al niet met een rechtstreeks beroep op de holdingresolutie (18 februari 1991, nr. VB91/347, V-N 1991/715.14), dan in elk geval met een beroep op het gelijkheidsbeginsel. De Staatssecretaris van Financiën gaat in cassatie. Advocaat-Generaal Van Hilten is van mening dat de enkele omstandigheid dat X bv geen ondernemer is geen beletsel is voor haar opname in een fiscale eenheid. Uit de btw-richtlijn volgt namelijk niet dat de 'personen' die samen een fiscale eenheid vormen ondernemers moeten zijn. Volgens de holdingresolutie kunnen houdstervennootschappen die geen ondernemer zijn, onder voorwaarden, ook deel uitmaken van een fiscale eenheid. In de resolutie is weliswaar sprake van een ('moeiende') holding met werkmaatschappijen. De A-G ziet echter geen reden om het gebruik van het meervoud 'werkmaatschappijen' zo op te vatten dat alleen een (top)holding waaronder meer dan één werkmaatschappij hangt tot een fiscale eenheid kan behoren. Aangezien de financiële, organisatorische en economische verwevenheid van X bv en A bv niet in geschil is, concludeert de A-G tot ongegrondverklaring van het beroep van de Staatssecretaris.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 7

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 3 november

59

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen