Belanghebbende, X, woont samen met haar echtgenoot in een pand in de gemeente Den Haag dat bestaat uit een bedrijf en een woonhuis. Voor de Wet WOZ en de heffing van OZB worden het bedrijfspand en de woning als twee objecten beschouwd. Afvalstoffenheffing wordt alleen opgelegd voor het woonhuis. In september 2012 vraagt de echtgenoot van X met succes een bewonersparkeervergunning aan voor een bedrijfsauto. In oktober 2012 krijgt X van de gemeente een bewonersvergunning voor haar auto. In geschil is of X hiervoor terecht maandelijks parkeerbelasting betaalt tegen het (hogere) tarief voor een tweede of volgende bewonersvergunning.
Hof Den Haag oordeelt dat de gemeente terecht (maandelijks) parkeerbelasting aan X in rekening brengt tegen het (hogere) tarief voor een tweede of volgende bewonersvergunning. Dit omdat de echtgenoot van X, die op hetzelfde adres woont, al eerder een bewonersvergunning heeft gekregen. Dat voor de toepassing van de OZB en de WOZ het bedrijfspand en de woning twee objecten zijn, is in dit geval niet relevant. Het hof verwerpt ten slotte de klacht van X dat de heffingsambtenaar na sluiting van het onderzoek met gesloten deuren een nader onderhoud heeft gehad met de rechtbank.
Wetsartikelen: