Belanghebbende, X, maakt op 10 januari 2016 pro forma bezwaar tegen een verzuimboete. Per brief van 17 maart 2016 stelt de inspecteur X in de gelegenheid om het bezwaar voor 31 maart 2016 te motiveren. Per brief van 28 maart 2016 dient X de gronden van bezwaar in en stelt hij de inspecteur tevens in gebreke wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar. Op een later moment volgt een separate ingebrekestelling waarin X meedeelt dat hij gebruik zal maken van zijn hoorrecht. De inspecteur beslist op 8 april 2016 op het bezwaar, zonder X te horen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur ook na de ontvangst van de ingebrekestelling niet aan het hoorverzoek van X voorbij mocht gaan. De inspecteur was ook na deze ingebrekestelling nog gehouden om X uit te nodigen voor een hoorgesprek. Uitsluitend enkele vergeefse pogingen om X telefonisch te bereiken zijn onvoldoende om voorbij te gaan aan het verzoek om een hoorzitting te organiseren. De ontstane tijdsdruk is aan de inspecteur te wijten, in het bijzonder omdat niet reeds gedurende de reguliere termijn voor het doen van uitspraak op bezwaar is verzocht om de bezwaargronden in te dienen. De rechtbank verwijst de zaak terug naar de inspecteur met de opdracht om opnieuw te beslissen op bezwaar.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:2
Algemene wet bestuursrecht 4:17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 7 augustus