Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de heffingsambtenaar terecht huurdersinvesteringen optelt bij het bepalen van de huurwaarde. Voor het bepalen van de kapitalisatiefactor prevaleert de top-down methode (analyse op basis van verkoopcijfers).

Winkeleigenaar X sluit rond waardepeildatum een huurovereenkomst met Y voor een periode van tien jaar. Y verbouwt voor eigen rekening het pand voor ruim 1,8 miljoen. Naast huurkortingen ontvangt hij een afbouwbijdrage van de verhuurder. Volgens X moet de heffingsambtenaar naast de huurkortingen ook de afbouwbijdrage van de huurwaarde aftrekken. De heffingsambtenaar stelt dat dit al gedaan is en verwijst hiervoor naar het bouwkostenoverzicht van eiseres.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het eigen huurcijfer bruikbaar is voor de WOZ. De heffingsambtenaar maakt aannemelijk dat in het bouwkostenoverzicht reeds rekening wordt gehouden met de afbouwbijdrage. Deze bijdrage hoeft dus niet nogmaals van de huurwaarde te worden afgetrokken. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar een lagere huurwaarde hanteert dan het eigen huurcijfer. Voor het bepalen van de kapitalisatiefactor kijkt de heffingsambtenaar naar referentieverkopen (top-down benadering). Deze methode prevaleert boven de bottom-up methode. De bottom-up methode bevat namelijk meerdere algemene elementen. De heffingsambtenaar maakt de WOZ-waarde voldoende aannemelijk. Het beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 7 mei

61

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen