Het Hof van Justitie EU verklaart de verzoeken van de Belgische rechter niet-ontvankelijk. Het EU-recht bevat namelijk geen regels over de wijze van bewijsvoering op btw-gebied. Het is dan aan de lidstaten is om dergelijke regels vast te stellen.

IN en JM zijn gedelegeerd bestuurder van trading- en distributiebedrijven in computers en computeronderdelen in België. In het kader van een strafrechtelijk onderzoek verstrekken de Luxemburgse autoriteiten inbeslaggenomen bankdocumenten van een Luxemburgse bank aan de Belgische rechtshandhavingsinstanties, echter zonder daartoe te beschikken over de vereiste goedkeuring van een Luxemburgse rechter. De documenten worden vervolgens ter hand gesteld aan de Belgische Belastingdienst, die aan de hand van deze documenten belastingaanslagen aan IN en JM oplegt. De Belgische rechter stelt een prejudiciële vraag in deze zaak. De Belgische rechter wil weten of de onrechtmatig verkregen bewijsmiddelen in een strafrechtelijk onderzoek dat is geopend naar aanleiding van een vermoeden van btw-fraude, gebruikt kunnen worden voor de IB-heffing.

Het Hof van Justitie EU verklaart de verzoeken van de Belgische rechter niet-ontvankelijk. Het Hof van Justitie EU overweegt daarbij dat het EU-recht geen regels bevat over de wijze van bewijsvoering op btw-gebied. Het is dan ook aan de lidstaten om dergelijke regels vast te stellen en daarbij zowel het beginsel van doeltreffendheid van het EU-recht als de door dit recht gewaarborgde rechten te eerbiedigen. Verder merkt het Hof van Justitie EU op dat het op dit gebied moeilijk denkbaar is dat in het nationale recht wordt verwezen naar bepalingen van het EU-recht en dat uit de verwijzingsbeslissing niet naar voren komt dat in het Belgische recht sprake is van een dergelijke verwijzing.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Europees belastingrecht

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie

Editie: 28 oktober

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen