Onder verwijzing naar zijn arresten van 17 december 2015 en 18 juni 2020 verklaart het Hof van Justitie EU zich onbevoegd om de door de Hongaarse rechter gestelde prejudiciële vragen te beantwoorden.
Het Hongaarse DuoDecad Kft. verricht IT-diensten voor het Portugese Lalib Gestao e Investimentos LDA. Naar aanleiding van een belastingcontrole stelt de Hongaars fiscus dat niet het Portugese Lalib, maar het Hongaarse WebMindLicenses (zie daarvoor ook het arrest van het HvJ EU van 17 december 2015, nr. C‑419/14, V-N 2016/6.14) de afnemer van de diensten van DuoDecad is. Omdat de Portugese fiscus van mening is dat de diensten in Portugal, door Lalib, worden afgenomen, acht de Hongaarse rechter het noodzakelijk om nogmaals prejudiciële vragen in deze zaak te stellen.
Onder verwijzing naar zijn arresten van 17 december 2015 (WebMindLicenses, nr. C‑419/14, V-N 2016/6.14) en 18 juni 2020 (KrakVet Marek Batko, nr. C‑276/18, V-N 2020/31.14), verklaart het Hof van Justitie EU zich onbevoegd om de door de Hongaarse rechter gestelde prejudiciële vragen te beantwoorden. Volgens het Hof van Justitie EU zet de Hongaarse rechter namelijk niet uiteen waarom de in het WebMindLicenses-arrest verstrekte preciseringen ontoereikend zouden zijn om te bepalen of WebMindLicenses dan wel Lalib moet worden beschouwd als de werkelijke verrichter van de amusementsdiensten. Op grond van het KrakVet Marek Batko-arrest moet een rechter weliswaar prejudiciële vragen stellen wanneer handelingen verschillend behandeld worden in lidstaten, maar uit dit arrest volgt niet dat het Hof van Justitie EU over de feiten gaat oordelen.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Editie: 20 juni