Het Hof van Justitie EU oordeelt dat het besluit van de gedelegeerd Europese aanklager om getuigen op te roepen is onderworpen aan toetsing door de bevoegde nationale rechterlijke instantie. Dit geldt wanneer de rechtspositie van personen die tegen dat besluit opkomen aanmerkelijk wordt gewijzigd.

De Spaanse vennootschap A, waarvan I.R.O. en F.J.L.R. de bestuurders zijn, ontvangt een subsidie voor de uitvoering van een project dat met EU-middelen wordt gefinancierd. Volgens OLAF, het Europees Bureau voor fraudebestrijding, zijn de directe personeelskosten die A vordert echter onvoldoende onderbouwd. Het betreft de kosten voor Y.C. en I.M.B., twee onderzoekers die voor de uitvoering van het project zijn aangenomen. OLAF stelt vervolgens een onderzoek in en roept Y.C. en I.M.B. op om te getuigen. I.R.O. en F.J.L.R. zijn het hier niet mee eens en stellen beroep in bij het Europees Openbaar Ministerie. De Spaanse rechter stelt echter vast dat volgens Spaans recht toetsing van het besluit om Y.C. en I.M.B. op te roepen om te getuigen niet mogelijk is. Op grond van art. 42 EU-verordening 2017/1939 is rechterlijke toetsing van procedurele handelingen van het EOM, zoals het besluit om getuigen op te roepen, echter wel mogelijk. De Spaanse rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.

Het Hof van Justitie EU oordeelt dat het besluit van de gedelegeerd Europese aanklager om getuigen op te roepen is onderworpen aan toetsing door de bevoegde nationale rechterlijke instantie. Dit geldt wanneer de rechtspositie van personen, zoals de personen tegen wie dat onderzoek loopt, die tegen dat besluit opkomen aanmerkelijk wordt gewijzigd.

[Bron Uitspraak]

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie

Rubriek: Europees belastingrecht, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 16 april

Informatiesoort: VN Vandaag

20

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen