MC wordt, als bestuurder, aansprakelijk gesteld voor de BTW-schulden van de vennootschap ZZ AD. ZZ AD kan haar BTW-schulden niet meer betalen omdat MC zijn salaris meermaals heeft verhoogd zonder daarvan een geldig bewijs te kunnen overleggen. Verder is ook de wijze waarop het verhoogde salaris is uitbetaald, niet in overeenstemming met de wettelijke vereisten. MC is het hier niet mee eens. De Bulgaarse rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.
Advocaat-generaal Kokott concludeert dat het Hof van Justitie EU niet bevoegd is om de prejudiciële vragen over de aansprakelijkheid van MC voor de BTW-schuld van ZZ AD, waarvan MC directeur is, te beantwoorden. De algemene hoofdelijke aansprakelijkheid valt namelijk niet onder de Btw-richtlijn en valt niet binnen de werkingssfeer van het EU-recht.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Invordering
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal)
Editie: 3 juni