Het Hof van Justitie EU zet op een rijtje wanneer een onderneming die niet in de EU is gevestigd niet beschikt over een vi. Het betreft in deze zaak een Zwitserse dienstontvanger met een juridisch van haar gescheiden Belgische dienstverrichter.

Het Zwitserse Cabot Switzerland GmbH (CS) verricht in België verkoopactiviteiten op het gebied van producten op koolstofbasis. CS sluit hiertoe een overeenkomst over loonproductie met het Belgische Cabot Plastics Belgium SA (CPB). Deze overeenkomst houdt in dat CPB, voor en onder leiding van CS, grondstoffen verwerkt tot producten die worden gebruikt bij de vervaardiging van plastic. Zij gebruikt hiervoor uitsluitend haar eigen uitrusting. De door CPB ten behoeve van CS verrichte diensten maken nagenoeg haar volledige omzet uit. Volgens de Belgische fiscus houden de activiteiten van CPB in dat er voor de VPB geen sprake is van een vi, maar wel voor de BTW en dat de plaats van de diensten zich in België bevindt. CPB is het hier niet mee eens. De Belgische rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.

Het Hof van Justitie EU zet op een rijtje wanneer een onderneming die niet in de EU is gevestigd niet beschikt over een vi. Het betreft in deze zaak een Zwitserse dienstontvanger met een juridisch van haar gescheiden Belgische dienstverrichter. Er is geen vi in België aanwezig als de dienstontvanger in België niet beschikt over een, wat personeel en technische middelen betreft, geschikte structuur die deze vaste inrichting kan vormen. Daarbij is niet van belang of de dienstverrichter, ter uitvoering van een exclusieve contractuele verbintenis, voor de dienstontvanger loonwerkdiensten verricht. Ook is niet van belang dat de dienstverrichter daarnaast nog een reeks bijkomende of aanvullende diensten verricht die bijdragen tot de verwezenlijking van de economische activiteit van de dienstontvanger in België.

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting

Editie: 3 juli

43

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen