Belanghebbende, de heer X1, is oprichter van een klusbedrijf in Limburg. Naar buiten toe is het een vennootschap onder firma (vof). Alle firmanten zijn afkomstig uit Polen. X1 en zijn zoon, X2 (mede-belanghebbende), doen de acquisitie en de werkverdeling. Volgens de inspecteur is de vof slechts een dekmantel en zijn de Polen in werkelijkheid in dienstbetrekking. De aan X1 opgelegde naheffingsaanslagen loonheffing en vergrijpboetes staan inmiddels onherroepelijk vast (zie HR 18 maart 2016, nr. 15/02780, V-N 2016/22.1.4). Bij de invordering van het totaalbedrag van € 720.487 (exclusief invorderingsrente en kosten) blijkt dat de onroerende zaken van X1 met een hypotheekinschrijving van € 4.000.000 ten gunste van X2 zijn bezwaard. Volgens Rechtbank Limburg moet X1 toch de executiemaatregelen van de ontvanger dulden. X1 en X2 gaan in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X1 onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat er in werkelijkheid geen door het hypotheekrecht gedekte vordering van X2 bestaat. X1 stelt vergeefs dat X2 reeds in 2000 naar de Verenigde Arabische Emiraten is geëmigreerd en inmiddels een zeer vermogende man zou zijn. Het feit dat thans regelmatig vermeende aflossingen aan X2 worden gedaan, kan niet als bewijs dienen voor de stelling dat X2 in 2010 een lening van € 4.000.000 aan X1 heeft verstrekt. Er is ook niet gesteld dat in de nabije toekomst alsnog daadwerkelijk leningen door X2 aan X1 zullen worden verstrekt die door het hypotheekrecht worden gedekt. De vordering van de ontvanger dat X1 de inwinning van de executoriale beslagen moet dulden, is dus toewijsbaar. Het hoger beroep van X1 en X2 is ongegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Invordering, Civiel recht algemeen
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 9 april